SV | En als Jehu uitging tot de knechten zijns heren, zeide men tot hem: Is het al wel? Waarom is deze onzinnige tot u gekomen? En hij zeide tot hen: Gij kent den man en zijn spraak. |
WLC | וְיֵה֗וּא יָצָא֙ אֶל־עַבְדֵ֣י אֲדֹנָ֔יו וַיֹּ֤אמֶר לֹו֙ הֲשָׁלֹ֔ום מַדּ֛וּעַ בָּֽא־הַמְשֻׁגָּ֥ע הַזֶּ֖ה אֵלֶ֑יךָ וַיֹּ֣אמֶר אֲלֵיהֶ֔ם אַתֶּ֛ם יְדַעְתֶּ֥ם אֶת־הָאִ֖ישׁ וְאֶת־שִׂיחֹֽו׃ |
Trans. | wəyēhû’ yāṣā’ ’el-‘aḇəḏê ’ăḏōnāyw wayyō’mer lwō hăšālwōm madû‘a bā’-haməšugā‘ hazzeh ’ēleyḵā wayyō’mer ’ălêhem ’atem yəḏa‘ətem ’eṯ-hā’îš wə’eṯ-śîḥwō: |
En als Jehu uitging tot de knechten zijns heren, zeide men tot hem: Is het al wel? Waarom is deze onzinnige tot u gekomen? En hij zeide tot hen: Gij kent den man en zijn spraak.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En als Jehu uitging tot de knechten zijns heren, zeide men tot hem: Is het al wel? Waarom is deze onzinnige tot u gekomen? En hij zeide tot hen: Gij kent den man en zijn spraak.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!